2010 dus
In 2010 ga ik tevreden worden, dat heb ik mezelf beloofd. Ik heb even overwogen om meteen voluit voor het Grote Geluk te gaan, maar dat is misschien wat overdreven. Je moet niet teveel verlangen van het leven. Tevreden zijn is haalbaar. Tevreden kan je zijn ondanks alles. Met het Grote Geluk ligt dat wat moeilijker. Dat laat zich niet najagen, herinner ik me van vorige nieuwjaren. De jacht op het Grote Geluk eindigt met Grote Ontgoochelingen.
Tevreden dus. Van verse lakens en van koffie met een wolkje melk bij het ontbijt en van de vogels in de tuin en van de cellosuites van Bach en van de poes die zich uitrekt en van mijn verwondering dat ik nog weet wat een asymptoot is en van de buurman die naar zijn duiven fluit en dat ik het uitgelegd krijg aan mijn dochter, dat van die asymptoot, en dat ze vervolgens een acht zal halen op school, wat mij zelden is gelukt.
Ik zal naar buiten kijken door het raampje van de trein en dan zal ik de file zien staan onder de spoorwegbrug en dan zal ik tevreden zijn: goed dat ik daar niet tussen hoef te staan. En als ik met de auto naar het werk rij, zal ik zelf in die file staan onder dezelfde spoorwegbrug, en dan zal ik ook weer tevreden zijn want het regent en dan stinken de mensen in de trein naar natte hond, en goed dat ik daar niet tussen hoef te zitten.
En dan zal het zondag worden en we vervelen ons en we spelen scrabble en ze heeft een vijftigpuntenwoord en ik heb ook een vijftigpuntenwoord en we zullen lachen dat dat godsonmogelijk toevallig is en dan zal ik tevreden zijn en dan zal zij tevreden zijn en de oorlog is ver weg en we nemen tevreden een koekje bij de thee.
Zullen we naar buiten gaan zegt ze en we slenteren naar het museum en we zijn tevreden want we moeten niet betalen en we kijken naar de madonna en het kind en naar de rode engeltjes en naar de blauwe engeltjes en naar de merkwaardigste borst uit de kunstgeschiedenis en ze zegt dat we nog eens moeten gaan kijken naar Vermeer in Amsterdam en naar Van Gogh en ik zal zeggen ja, dat moeten we nog eens doen.
En ik zal tevreden zijn dat ze haar rode jurkje heeft aangetrokken en ik zal tevreden zijn als ze haar rode jurkje heeft uitgetrokken en als alles opnieuw wordt wat het vroeger was, toen er niets dan later was en toen we ongeduldig dachten dat we alles beter gingen doen en toen deden we alles precies hetzelfde en later zullen we oud zijn maar nog lang niet dood en dan zitten we samen op een bankje en voeren de eendjes in het park.
En straks is het de laatste dag van de laatste maand en straks wordt er afgeteld van negen en acht en zeven en op televisie doen ze net als vorig jaar alsof alles goed zal zijn en vier en drie en twee en één en dan begint de klok aan twaalf trage slagen en ontaardt de nacht in vrolijkheid.
Die klok is nog van mijn opa en mijn oma geweest. Ook zij telden zeventig jaar geleden de slagen en ze kusten en ze zegden gelukkig nieuwjaar. Het werd toen 1940.
(Verschenen in Libelle, 31/12/09)
Tevreden dus. Van verse lakens en van koffie met een wolkje melk bij het ontbijt en van de vogels in de tuin en van de cellosuites van Bach en van de poes die zich uitrekt en van mijn verwondering dat ik nog weet wat een asymptoot is en van de buurman die naar zijn duiven fluit en dat ik het uitgelegd krijg aan mijn dochter, dat van die asymptoot, en dat ze vervolgens een acht zal halen op school, wat mij zelden is gelukt.
Ik zal naar buiten kijken door het raampje van de trein en dan zal ik de file zien staan onder de spoorwegbrug en dan zal ik tevreden zijn: goed dat ik daar niet tussen hoef te staan. En als ik met de auto naar het werk rij, zal ik zelf in die file staan onder dezelfde spoorwegbrug, en dan zal ik ook weer tevreden zijn want het regent en dan stinken de mensen in de trein naar natte hond, en goed dat ik daar niet tussen hoef te zitten.
En dan zal het zondag worden en we vervelen ons en we spelen scrabble en ze heeft een vijftigpuntenwoord en ik heb ook een vijftigpuntenwoord en we zullen lachen dat dat godsonmogelijk toevallig is en dan zal ik tevreden zijn en dan zal zij tevreden zijn en de oorlog is ver weg en we nemen tevreden een koekje bij de thee.
Zullen we naar buiten gaan zegt ze en we slenteren naar het museum en we zijn tevreden want we moeten niet betalen en we kijken naar de madonna en het kind en naar de rode engeltjes en naar de blauwe engeltjes en naar de merkwaardigste borst uit de kunstgeschiedenis en ze zegt dat we nog eens moeten gaan kijken naar Vermeer in Amsterdam en naar Van Gogh en ik zal zeggen ja, dat moeten we nog eens doen.
En ik zal tevreden zijn dat ze haar rode jurkje heeft aangetrokken en ik zal tevreden zijn als ze haar rode jurkje heeft uitgetrokken en als alles opnieuw wordt wat het vroeger was, toen er niets dan later was en toen we ongeduldig dachten dat we alles beter gingen doen en toen deden we alles precies hetzelfde en later zullen we oud zijn maar nog lang niet dood en dan zitten we samen op een bankje en voeren de eendjes in het park.
En straks is het de laatste dag van de laatste maand en straks wordt er afgeteld van negen en acht en zeven en op televisie doen ze net als vorig jaar alsof alles goed zal zijn en vier en drie en twee en één en dan begint de klok aan twaalf trage slagen en ontaardt de nacht in vrolijkheid.
Die klok is nog van mijn opa en mijn oma geweest. Ook zij telden zeventig jaar geleden de slagen en ze kusten en ze zegden gelukkig nieuwjaar. Het werd toen 1940.
(Verschenen in Libelle, 31/12/09)
Labels: column