maandag, november 30, 2009

1940

Die eindejaarscolumn voor lezeressen van vijfendertig met twee kinderen wringt tegen. Ik ontdek al schrijvende dat ik niet zo eindejaarsachtig ben.

Ik ben ook niet zo carnavalachtig. En niet zo valentijnachtig. Emoties op commando. En nieuwjaar is het ergst, daar valt niet aan te ontkomen. Er wordt zelfs afgeteld, de vrolijkheid moet losbarsten om exact twaalf uur, georchestreerd door een feestprogramma op Eén. Ik moet gewoonlijk dringend kakken op 31 december om middernacht.

Ik ben dus aan het worstelen met de opdracht van de mevrouw van de Libelle. Ik denk dat ze Libelle-achtige gezelligheid van me verwacht en ik wil haar daar niet in ontgoochelen. Of toch niet te hard. Een cynisch stukje misstaat in een kerstnummer. Maar eindejaarswensen zijn gratuit, Dre Steemans en Yasmine werd eind 2008 ook het allerbeste toegewenst voor 2009. Hoe schrijf ik dat op een Libellige manier? Lastig.

Zal ik iets over mijn oma en mijn opa schrijven die elkaar gelukkig nieuwjaar wensen? En dat het toen 1940 werd. Of zoiets.

zondag, november 29, 2009

Is hier nog iemand?

Er mailde een mevrouw. Ze zei dat ze van de Libelle was en ze vroeg of ik alstublieft een eindejaarscolumn voor haar wou schrijven. Ik heb een kort en krachtig ja teruggemaild, content dat iemand me een reden bezorgt om opnieuw te schrijven. Een echte schrijver wordt tot schrijven gedwongen door die beruchte innerlijke schrijversdwang. Ik ben geen echte schrijver, ik heb daar een mevrouw van de Libelle voor nodig.

Ze stuurde het DNA van Libelle mee. Zo noemde ze het: DNA. Libelle is warm, betrouwbaar, écht en herkenbaar. Echt met een accent aigue. De Libelle-vrouw is 35, heeft twee kinderen. Ze wil graag mee zijn maar valt niet graag op.

Ik doop mijn pen in vitriool, en ik begin.